We strooien er graag mee: termen uit de topsport in ons werk. Zijn we een winning team? We streven naar topprestaties en eisen dat iedereen het maximale eruit haalt. Maar werk ís geen topsport. Lees de column van Reinier Stroo hierover.
Nee, werk is geen topsport
Werk vergelijken met topsport is populair. Elke dag een stapje harder of beter, of liefst allebei. Onze organisatie is een winning team. Onze werknemers leveren elke dag topprestaties voor u, de klant. Als je bij ons werkt, kun je elke dag het maximale uit jezelf halen. Dit soort zinnetjes vind je in mission statements, advertenties en vacatureteksten.
De banden tussen topsport en werkend Nederland zijn nauw. Organisaties sponsoren graag topsport en associëren zich met prestaties van de allerbesten. Het is populair om een topsporter (€2000 per uur) uit te nodigen voor een praatje tijdens heisessies. Bedrijfstaal is, zie hierboven, doorspekt met sportmetaforen.
Spreken topsporters tot de verbeelding? Zeker. Is een praatje van topsporters inspirerend? Vaak wel. Is het leuk om een topsporter te ontmoeten? Soms. Maar de vergelijking gaat vaker mank dan dat ‘ie raak is. En dat zeg dit als fanatieke sporter die werkt bij een bedrijf met gedreven overachievers en hardcore-adviseurs (beide typeringen niet zelf bedacht), die het heerlijk vinden om helemaal los te gaan op een ingewikkelde opdracht en die dan nog fantastisch uit te voeren ook.
-
- Topsporter word je als je zeer getalenteerd in iets bent en vanaf je jeugd ook nog eens vol bent gegaan voor die ene sport. Maar werken moet (bijna) iedereen gewoon. De uitblinker, de middenmoter, de grijze muis en de weinig gemotiveerde. Ook als je nergens echt goed in bent, is het toch dagelijkse kost.
- Voor een topsporter is de sport, het werk dus, allesbepalend. Je eet, traint, rust en verder weinig. Zeven dagen per week. Je laat er misschien nog wel meer voor dan je ervoor doet: een keer uit je dak gaan op een feest kan maar heel af en toe. Een grote bak friet past meestal niet in het dieet. Van een sociaal leven is doorgaans nauwelijks sprake als je 200 dagen per jaar weg bent van huis. Dit geldt voor iedere topsporter, ook als ‘ie nooit iets wint en niet-winnaars zijn in de meerderheid.
- In topvorm kun je een tijdje zijn. Echt pieken, dat kun je als sporter niet te lang en vaak achter elkaar. Gaan voor de maximale prestatie vraagt veel. Dat op het juiste moment doen is een wetenschap op zich, waar de juiste training (periodisering), de juiste voeding en het juiste materiaal allemaal een rol in spelen. Op het werk bepalen klanten, leidinggevenden, collega’s, concurrenten en jij zelf hoe druk het is. De invloed die je erop hebt is veel minder dan bij een topsporter.
- Een topsportcarrière duurt tien tot hooguit twintig jaar. Daarna wordt je sowieso ingehaald door de jonkies. De enkelen voor wie iets anders geldt, zijn de uitzonderingen die de regel bevestigen. Werken doe je zo’n 45 tot 50 jaar. Als er al een sport is waarmee je werk kunt vergelijken, dan dus met een ultraloop (traag!) of een hele, hele, hele lange fiets- of wandeltocht.
- Zo’n 1,6 miljoen mensen in Nederland werkt in ploegendienst. Niet zo goed voor je ritme, je conditie, de tijd die je hebt om te sporten. Vraag een topsporter eens om deze week ’s nachts te trainen en de week erna ’s ochtends vroeg en je wordt keihard uitgelachen.
Voor CEO’s, CFO’s, CTO’s en CPO’s van succesvolle organisaties gaat de vergelijking met topsport misschien op. Net als voor de workaholics én de goeroes in het circuit die dit soort metaforen verkopen.
Voor de rest van werkend Nederland zijn het mooie praatjes en plaatjes om te horen en zien. Daarna willen ze gewoon weer rustig aan het werk en als de dienst erop zit naar huis. Lekker wat anders doen dan werk.