
Private equity: helemaal zo goed (of slecht) nog niet?
Wat OR en vakbonden moeten weten
Winkelketens Hema en V&D, of fietsfabrikant Accel. Bij private equity denken we al gauw aan de voorbeelden waarbij het bijna of helemaal fout ging voor de bedrijven. Of waarbij het doel van winstmaximalisatie leidt tot onethisch handelen. Toch zijn er ook goede voorbeelden waarbij bedrijven met behulp van private equity konden voortbestaan, investeringen konden doen of konden groeien.
Uiteindelijk is de focus van private equity maximaal gericht op winst en aandeelhoudersbelang. Dat kan snel botsen met het werknemersbelang. Waar moet je als ondernemingsraad en vakbond op letten als je ermee te maken krijgt?
Wat is private equity?
Private equity-bedrijven beheren één of meerdere fondsen. Daarin stoppen ze geld van andere investeerders en (soms) eigen geld. Dat kunnen (buitenlandse) pensioenfondsen zijn, banken en verzekeraars, rijke families, noem maar op.
Met het geld neemt de Private equity-firma bedrijven over. Dat zijn bedrijven waarvan ze verwachten dat die op termijn (meestal 3 tot 7 jaar) met winst verkocht kunnen worden. Die winst verdeelt het Private equity-bedrijf over de investeerders. Die moesten wel het geld leveren, maar niet de kennis en de mankracht.
Dit spel kun je op verschillende manieren spelen. We leggen een paar mogelijkheden uit:
1. Leveraged Buyout (LBO) – Hefboomconstructie
Bij een LBO wordt het grootste deel van de aankoopprijs gefinancierd met leningen van banken of andere financiers. De schulden worden vervolgens op de balans van het overgenomen bedrijf geplaatst. Het bedrijf moet vervolgens die schulden wel afbetalen.
Door vreemd vermogen te gebruiken, hoeft de Private equity-firma minder eigen geld in te leggen. Als de waarde van het bedrijf stijgt, is het rendement op het geïnvesteerde eigen vermogen veel hoger. In het voorbeeld is het rendement op het eigen vermogen voor overname 10%. Na overname is dat 20%. Dat noemen we de hefboom. Private equity zal dus altijd proberen om zo min mogelijk eigen vermogen in de organisatie te steken.
Wat zijn de risico's van een Leveraged Buyout
Voor het bedrijf zijn er risico’s. Omdat er veel vreemd vermogen op de balans staat, moet het veel rente en aflossing betalen. Dat beperkt de ruimte voor investeringen in groei of innovatie.
Voor werknemers is het risico dat kostenbesparingen noodzakelijk zijn om die rente en aflossing te kunnen betalen. Dat kan bijvoorbeeld leiden tot ontslagen of bezuinigingen op arbeidsvoorwaarden. Ook de druk op prestaties kan toenemen om schulden af te lossen.
Waar moeten OR en vakbonden op letten?
- Vraag volledige inzage in de financiering van de overname. Hoge schulden of aflossingsverplichtingen kunnen de continuïteit van de onderneming bedreigen.
- Cashflow-impact: vraag naar de gevolgen voor investeringen, personeelskosten, innovatiebudgetten en aflossingen.
- Scenarioanalyse: Laat doorrekenen wat er gebeurt bij tegenvallende resultaten (rente, aflossingen, reorganisaties).
2. Management Buy-Out (MBO) / Buy-In (MBI)
Bij een buy-out krijgt het zittend management bij een overname een deel van de aandelen (MBO). Bij een MBI wordt juist nieuw management aangesteld, door het pe-bedrijf.
Door het management aandeelhouder te maken, is hun eigen baan en portemonnee afhankelijk van de prestaties van het bedrijf. “Skin in the game”, zogezegd. Door mede-eigenaar te worden, is het team gemotiveerd om waarde te creëren.
Wat is het risico van een Management Buy-out
Een management buy-out klinkt niet onlogisch en het kan goed werken. Risico is echter dat het (nieuwe) management een persoonlijk financieel belang heeft. Daardoor kan het eigen belang of het organisatiebelang zwaarder gaan wegen dan het werknemersbelang.
Zeker geheel nieuw management kan onvoldoende bekend zijn met de organisatie en branche. Dan is het risico op onjuiste beslissingen aanwezig.
Waar moeten OR en vakbond op letten?
- Continuïteit van management: bij een MBI is de vraag wat de ervaring van het nieuwe team is. Wat zijn hun plannen en passen die bij het bedrijf, de branche, de klanten en de medewerkers? Bij een MBO is de vraag of het belang van de medewerkers nog voldoende wordt meegewogen.
- Belangenconflicten: let op of het management door aandelenbelangen andere prioriteiten krijgt dan werknemersbelangen.
- Arbeidsvoorwaarden: vraag om inzicht in de beloningsstructuren (inclusief aandelen en bonussen) en of er wijzigingen komen in beloningsstructuren of arbeidsvoorwaarden.
3. Exitstrategie
De meeste Private equity-firma’s kopen bedrijven om ze na 3–7 jaar met winst te verkopen. Mogelijke exits zijn strategische verkoop aan een ander bedrijf, verkoop aan een andere PE-firma (secondary buy-out), of beursgang (IPO). Dat kan ook een verkoop in delen zijn. Onderdelen van een bedrijf worden dan afzonderlijk verkocht aan de hoogste bieder. Dat moet meer opleveren dan verkoop van het geheel.
Wat is het risico van een Exitstrategie?
Het grote risico is dat de strategie en het beleid dan gericht zijn op verkoopbaarheid, niet op duurzaamheid. Noodzakelijke investeringen worden bijvoorbeeld uitgesteld of er wordt aan “window dressing” gedaan: tijdelijke opsmuk van de cijfers.
Voor werknemers is het risico onzekerheid over de toekomst bij verkoop. Zeker als er eerst reorganisaties of herstructureringen doorgevoerd worden om het bedrijf aantrekkelijker te maken voor kopers.
Waar moeten OR en vakbond op letten?
- Langetermijnvisie is doorgaans beter voor medewerkers dan een doel op korte termijn. Vraag naar de geplande houdperiode en het type exit (verkoop, beursgang).
- Hoe zal waardecreatie plaatsvinden? De PE-firma zal alleen winst maken als het bedrijf meer waard wordt. Dat kan door ‘buy and build’, oftewel het opkopen en samenvoegen van verschillende bedrijven en zo synergie creëren. Het kan ook door de winst in de laatste jaren vóór verkoop te vergroten. Opknippen en verkopen in delen is ook een werkwijze. De PE-firma zal voorafgaand aan de overname de strategie al hebben bepaald. Vraag daar dus om.
- Als de voorbereiding op de verkoop start, let dan op signalen van “window dressing” en op reorganisaties die gericht zijn op verkoopwaarde.
- Vraag garanties of afspraken over behoud van banen en arbeidsvoorwaarden bij verkoop.
Kun je toch nog wat advies gebruiken? Dan kun je vrijblijvend contact opnemen met een van onze adviseurs. Zij kunnen de OR adviseren en begeleiden.
Een praktijkvoorbeeld
Hieronder staat de balans voor overname van een machinebouwer waar Basis & Beleid mee te maken had.
Activa (bezittingen) | (mln €) | Passiva (vermogen en schulden) | (mln €) |
Materiële activa | 50 | Eigen vermogen | 60 |
Vlottende activa | 30 | Schulden | 20 |
Totaal activa | 80 | Totaal passiva | 80 |
Het bedrijf heeft een jaarlijks bedrijfsresultaat van € 6 mio per jaar, en betaalt daarnaast 400K aan rentelasten (2%). Het bedrijfsresultaat voor belasting is dan € 5,6 mio
Een Privat equity-partij koopt het bedrijf voor €120 miljoen, en financiert dat met € 30 mio eigen vermogen en € 90 mio vreemd vermogen, via banken of een fonds. De looptijd is 5 jaar met een rentepercentage van 4,5%. De balans na overname wordt dan:
Activa (bezittingen) | Bedrag (mln €) | Passiva (vermogen en schulden) | Bedrag (mln €) |
Goodwill (immaterieel) | 60 | Eigen vermogen (PE) | 30 |
Materiële activa | 50 | Nieuwe lening (PE-debt) | 90 |
Vlottende activa | 30 | Bestaande schulden | 20 |
Totaal activa | 140 | Totaal passiva | 140 |
Wat valt op?
- Het balanstotaal neemt fors toe, omdat men de toekomstige winsten ‘activeert’. Maar daardoor neemt de schuld ook toe.
- De verhouding tussen het eigen vermogen en het totale vermogen (de solvabiliteit) verslechtert. Voor overname was de solvabiliteit 75% wat erg hoog is. na overname is dat 21% wat erg laag is. Het risico voor financiers neemt dus toe.
- De rentelasten nemen toe van € 0,4 mio per jaar naar circa € 5 mio.
- Het bedrijfsresultaat voor belasting neemt af van € 5,6 mio naar circa € 1 mio.
- De druk op het bedrijf is enorm toegenomen omdat deze wint nooit voldoende is om de lening van € 110 mio binnen redelijke termijn af te lossen.